Column #3 - Cria Cuervos
50 jaren in 50 films
Cria Cuervos (1976)
Regie: Carlos Saura
Midden jaren zeventig begonnen de grenzen tussen commerciële en alternatieve filmvertoning te vervagen. Cria Cuervos van Carlos Saura werd uitgebracht in de bioscoop maar kreeg al snel een (succesvol) roulement in de filmhuizen. In feite wàs het ook een echte filmhuisfilm, die een poëtische stijl combineerde met verholen kritiek op het Franco-regime.
Heden, verleden en fantasie lopen vloeiend door elkaar heen in deze sobere vertelling over een ongelukkige jeugd. Centraal staat het zwijgzame negenjarige meisje Ana, dat samen met haar zusjes wordt opgevoed door haar tante, maar vooral wegdroomt in herinneringen aan haar ouders. Ana gelooft dat zij de macht heeft over het leven en de dood van de mensen om haar heen: haar vader die een fascistische officier was, en haar soms dominante moeder, met wie zij een tedere relatie had.
Cria Cuervos is niet alleen het verwrongen relaas over een trieste kindheid maar ook – door Saura’s gebruik van thema’s en symbolen – diep verborgen, een kritisch commentaar op het Franco-regime. De film werd gemaakt in een periode waarin Carlos Saura werd beschouwd als een van de grote tegenstanders van dictator Franco.
De ogen van het kleine meisje
Geschreven door Ted Chiaradia
Toen in 1972, na de start van het Filmfestival Rotterdam, plots filmhuizen en filmclubs als paddenstoelen uit de grond rezen, viel er voor een nieuwe generatie filmliefhebbers een hele wereld te ontdekken. Werken uit allerlei windstreken waren ineens zichtbaar: Iran, Japan, Algerije, geëngageerde cinema uit Chili (Miguel Littín met La tierra prometida) en Griekenland (O Thiasos van Theo Angelopoulos). Nooit eerder vertoonde cinema uit Oost-Europa en de Sovjet-Unie (De spiegel van Andrei Tarkovski). Anarchistische Franse cinema (Claude Faraldo met Bof en Themroc) of die uit Italië van Marco Ferreri. En, eindelijk klassiekers op het witte doek. Meesterwerken als La Règle du jeu (1939) van Jean Renoir en Marcel Carné’s Les Enfants du paradis (1945). Vrouwencinema met titels als Take It Like a Man, Madam en Erika’s Leidenschaften. En natuurlijk de internationale doorbraak van de toen pas 25-jarige Chantal Akerman met Jeanne Dielman. Nu beschouwd als een meesterwerk en door Sight and Sound in 2022 gekozen als beste film aller tijden.
Films zoveel, eigenlijk al te veel om op te noemen en om te ontdekken, laat staan om in te halen en op te snuiven. Je zag vaak door de bomen het bos niet meer. Daar komt bij dat alle filmhuizen de films niet, zoals nu gebruik is, gedurende een langere periode dagelijks vertoonden. Er waren zeker niet meer dan twee voorstellingen, dus maximaal twee kansen om de film te zien. FOMO- fear of missing out- was er voor ons boomers in die tijd ook al. De films waren ook niet overal op hetzelfde moment te zien doordat er voor het hele land maar maximaal drie prints van een film beschikbaar waren. Het gevolg was dat Nijmegen nooit kon draaien wat op hetzelfde moment in Amsterdam, Utrecht of Arnhem te zien was. De cinematografische snoepwinkel was zo groot en verwarrend dat je onmogelijk kon weten welke film je precies waar, wanneer en vaak ook met wie je gezien had. Zo ook met Céline et Julie waar ik vorige week over schreef. De film ging in première op het Filmfestival Rotterdam in 1975, toerde daarna door het hele land en kwam pas later voor Nijmegen beschikbaar, waarschijnlijk pas een jaar later in 1976. Maar wanneer? Niemand die het nog weet of kan navertellen. En waar ik die film heb gezien? Zeker weten doe ik het niet, ik denk in Cineclub Inpoet in Heerlen. Dat zou dan op 31 augustus 1975 zijn geweest, maar toen studeerde ik in Utrecht en zag ik vooral veel films in Nederlands eerste filmhuis, ’t Hoogt. Herinneringen, ‘je geheugen, de allersluwste leugenaar’, aldus de beroemde Engelse neuroloog Oliver Sacks: ‘Iedere keer als we een herinnering herleven, veranderen we die.’
Wat ik me uit die tijd wel haarscherp kan herinneren, en ik ben beslist niet de enige, zijn de donkere ogen van het kleine meisje uit Cría cuervos, de Spaanse fantasievolle vertelling uit 1976 van Carlos Saura. Heden, verleden en fantasie lopen door elkaar in dit drama over een ongelukkige jeugd. Wegdromen in herinneringen en fantasie geven houvast. Het liedje ’Porque te vas’ werd voor lange tijd een anker van herinnering aan dit werk.
Vorig jaar zag ik ze weer, die donkere ogen, de ogen van Ana Torrent, op het filmfestival in San Sebastian. Vijftig jaar ouder, maar niet veranderd en nog even donker, nog even scherp. Ze was er voor de uitreiking van de oeuvreprijs aan een andere Spaanse filmmeester, de wat zonderlinge Victor Erice die in 1973, precies vijftig jaar eerder; debuteerde in San Sebastian met De geest van de bijenkorf. Toen al had de kleine Ana met haar donkere ogen een voorname rol. Zowel Cría cuervos als De geest van de bijenkorf zijn fantasierijke vertellingen vol symboliek waarin je kan wegvluchten uit beklemmende misère. Beide reflecteerden destijds met hun symbolisme op de repressie van het Franco-regime, een typische Spaanse filmstijl van die periode. Regisseur Carlos Saura, die zich later in het bijzonder is gaan toeleggen op filmessays over flamenco en tango, over toen: ‘Ik herinner me de jeugd als een eindeloos lange periode vol verdriet, vol angst, angst voor het onbekende.’
Inmiddels maken de expressieve, donkere ogen van Ana Torrent deel uit van de Spaanse cinematografie, net zoals nu bijvoorbeeld de kleurrijke set designs in het werk van Pedro Almodóvar. Ook wij, de nieuwe generatie filmkijkers, keken in de jaren ’70 met Ana’s ogen, nieuwsgierig en soms verbaasd, naar de veranderde films, waarin veel te ontdekken viel. Een nieuwe wereld werd zichtbaar. Misschien verklaart dat ook juist wel het succes van de grote drie van de Deutsche Neue Welle. Rainer Werner Fassbinder toonde ons met zijn Angst essen Seele auf (1974) uit welk een beklemmende samenleving wij voortkwamen. Werner Herzog liet ons met Aguirre, der Zorn Gottes (1972) zien hoe je over avontuur kunt dromen en Wim Wenders gaf ons met zijn meesterlijke roadmovie Im Lauf der Zeit (1976) het gevoel dat ontsnappen en bevrijding mogelijk is. Het verdriet en de angst, zoals Carlos Saura die beleefde in het dictatoriale Spanje, waren ons vreemd. Wat bleef is de herinnering aan de donkere ogen van het kleine meisje. En dat liedje ’Porque te vas’ van Jeanette Dimech, dat pas een wereldhit werd ná het succes van de film.
Over de column-reeks 50 films, 50 verhalen
Dat wat nu een van de grootste arthouses van Europa is, kende een halve eeuw geleden als Filmhuis een uiterst bescheiden begin. In de jaren die volgden, nam het Filmhuis snel een hoge vlucht: sterk stijgende bezoekersaantallen, steeds betere technische faciliteiten en een uitgekiende programmering. Van De Lindenberg verhuisde het Filmhuis naar het politiek-cultureel centrum O42, daarna kreeg het een eigen huisvestiging aan de Mariënburg en veranderde de naam in Cinemariënburg en tot slot werd het in 2000 omgedoopt tot LUX. Met de columnreeks ’50 films, 50 verhalen’ blikken we terug op 50 jaar Filmhuis en arthousefilms in Nijmegen. We delen 50 persoonlijke verhalen vol anekdotes over evenzovele films een indruk geven van de programmatische signatuur waar Filmhuis/Cinemariënburg/LUX door de jaren heen voor stonden. Maar tussen de regels door vertellen ze ook veel over wat er de afgelopen halve eeuw in de (film)wereld veranderd is.