Column #13 Het Offer

50 jaren in 50 films

Het Offer (Offret) (1986)

Regie: Andrej Tarkovski

Andrej Tarkovski (1932-1986) is een van giganten uit de filmgeschiedenis, in één adem te noemen met regisseurs als Bergman, Antonioni, Kubrick en Kurosawa. Hij had een persoonlijke thematiek en unieke stijl. De personages in Tarkovski’s film zijn altijd op zoek naar de betekenis van het leven of naar spirituele verdieping. Die zoektocht krijgt een filmische vorm die bol staat van symbolen en metaforen; lang aangehouden shots en langzame camerabewegingen maken dat de toeschouwer het gevoel voor tijd kwijtraakt. Een van de beroemdste films van Tarkovski is De Spiegel uit 1975. Hierin geen plot of verhaalontwikkeling maar een reeks poëtische scènes die de psychologie van de hoofdpersoon weergeven.

In 1986 maakte Tarkovski zijn laatste film, Het Offer. Hoofdpersoon is Aleksandr, die met vrienden in een buitenhuisje zijn verjaardag viert. Intussen is de Bom gevallen en de Derde Wereldoorlog nakende. Aleksandr lijkt zich als enige bewust van de volle omvang van de ramp; hij besluit zijn bezittingen te offeren om God te smeken het onheil te keren. Tarkovski’s testament paste bij de doemsfeer rond atoomwapens van de jaren 80, maar is gezien de ontwikkelingen van de laatste tijd hyper actueel.

De hele perszaal weende

1986

Geschreven door Ted Chiaradia

Zelf was ik er niet bij, maar ik weet van een bevriende Vlaamse journalist dat na de première van Het Offer (Offret) in Cannes in 1986 de cast en crew, onder wie hoofdrolspeler Erland Josephson en cameraman Sven Nykvist, huilden, minutenlang. In de wetenschap dat de doodzieke maker van de film niet in staat was om aanwezig te zijn en niet meer lang te leven had, kwam in de perszaal geen normaal gesprek meer op gang. Dit was zijn laatste filmische geschenk, zijn offer. Aan het einde van dat jaar overleed Andrej Tarkovski in Parijs aan longkanker, slechts vierenvijftig jaar oud. Het Offer heeft de Russische grootmeester – toen al jaren in ballingschap – in Zweden gedraaid op uitnodiging van het Zweedse Filminstituut en met steun van Ingmar Bergman. Deze zwanenzang beschouw ik zelf niet als zijn beste film. Maar toch heeft juist dit werk in sfeer en thematiek een sterke verwantschap met het voor het Filmhuis sombere jaar 1986.

Het Filmcentrum De Mariënburg, zoals het Filmhuis toen officieel heette, bestond amper twee jaar en kampte al vanaf het begin met structurele problemen: te weinig subsidie, te hoge huisvestingslasten, achterblijvende horeca-inkomsten en een te grote afhankelijkheid van vrijwilligers. Pijnlijke maatregelen werden genomen: de samenwerking met café de Plak voor de exploitatie van de Foyer werd opgezegd. Na een lange strijd met de gemeente werd de subsidie uiteindelijk verhoogd van achtenveertig- naar vijfennegentigduizend gulden. Nog steeds een schijntje in vergelijking met filmhuizen van vergelijkbare grootte in Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Groningen. Met name die moeizame strijd voor een gerechtvaardigde en noodzakelijke subsidieverhoging heb ik lang ervaren als een hellegang. In het Filmcentrum de Mariënburg heerste toen een sentiment van verwarring, pijn, onheilsdreigingen doem. Hoewel de bezoeker er niets van merkte en het centrum zeer trouw bleef, weende het Filmhuis – in ieder geval figuurlijk – regelmatig.

In dat licht voelt het einde van Tarkovski’s Het Offer symbolisch aan. Het grote landhuis, de datsja is afgebrand, het offer lijkt volbracht. We zien een kind dat niet kan spreken steeds met een emmertje naar de enige boom ter plekke zeulen, niet meer dan een dode tak, om hem water te geven. Als hij daarna onder die boom – nog door zijn vader gepland – gaat liggen, blijkt hij weer te kunnen spreken. Vaak heb ik dat jaar het gevoel gehad van: ‘Hoeveel emmers water moeten wij niet naar de dorre tak sjouwen, voordat ook wij weer mogen praten. Serieus genomen worden door de gemeente.’ Nooit zal ik vergeten hoe ik na een optimistisch betoog over stijgende bezoekcijfers en de potentie van het Filmcentrum van het adjunct-hoofd cultuur van de gemeente als enige reactie kreeg: ‘Moet je wel als Filmhuis zo groot willen zijn?’ Ik was met stomheid geslagen.

Evenzeer was ik datzelfde jaar sprakeloos tijdens de opening van het Festival van de Zwijgende film. Waarom we dat überhaupt organiseerden in zo’n crisisjaar is me, nu ik erop terugkijk, een raadsel, maar onze geldingsdrang was groot, we wilden serieus genomen worden en doorstoten naar de Champions League van de grote filmhuizen. Hoe uniek, bijzonder en grensverleggend dit filmfestival met alleen stille films met live begeleiding ook was – met veel, zelfs internationale waardering – de publieke belangstelling liet zeer te wensen over. Op de openingsavond in de grote zaal van De Vereeniging telde ik slechts 27 betalende bezoekers, Nijmegen bleek nog niet rijp voor een dergelijke niche. Voor ons voelde het festival, hoewel de belangstelling na een paar dagen gelukkig wel wat toenam, niet letterlijk maar figuurlijk zeer zeker als het brengen van een offer.

Andrej Tarkovski was niet zomaar een cineast. Ondanks zijn kleine oeuvre van slechts zeven films, beschouwen velen hem als de grootste, zo niet de meest poëtische en spirituele filmmaker aller tijden. De grote Zweedse filmauteur Ingmar Bergman beschreef hem met de woorden: ‘Tarkovski for me he is the greatest. The one who invented a new language, true to the nature of film, as it captures life as a reflection, life as a dream.’ Onmiskenbaar heeft Tarkovski de cinema voor altijd beïnvloed, met zijn unieke hypnotiserende filmstijl, associatieve vertellingen en schilderachtige beelden van immense schoonheid. Zijn werken kennen meerdere lagen en vallen divers te interpreteren. Voor diverse kunstenaars en filmauteurs die na hem kwamen, zoals Andrej Zvjagintsev, Nuri Bilge Ceylan, Krzysztof Kieślowski, Abbas Kiarostami en Carlos Reygadas, was hij een inspirerend voorbeeld.

Dat op de grote kunstenaar zelf moeilijk vat te krijgen was, bleek tijdens zijn enige bezoek aan Nederland, gedurende het Filmfestival in Rotterdam in 1994. Het publieksinterview, waar heel de filmhuiswereld zo naar uitgekeken had, werd een grote teleurstelling. Tarkovski was geen spreker, maar oogde meer als een onbegrepen kunstenaar, een banneling in zijn eigen geest. Hij kon zijn ideeën en gedachten niet over brengen op het publiek, daarvoor was hij te veel één eenheid met de cinema.

Opmerkelijk is overigens dat het werk van Andrej Tarkovski daarna jarenlang van de radar is geweest en nauwelijks nog te zien was. Pas in 2019 na de expositie over zijn werk in Eye Amsterdam en de daaropvolgende roulatie van zijn digitaal gerestaureerde meesterwerken, konden zijn films weer op flinke belangstelling en herwaardering rekenen. Menig filmliefhebber heeft inmiddels zijn eigen persoonlijke herinnering of favoriete film(scène). Zo heeft De Spiegel (Zerkalo) voor altijd een aparte plaats in mijn hart. De eerste Tarkovski die ik ooit zag, in 1975 in ’t Hoogt in Utrecht, was een overweldigende ervaring. Ik werd overspoeld door emoties, ik had nog nooit zo’n kunstwerk vol beeldenpracht, poëzie en verbeelding gezien. Maar al die jaren heeft één beeld uit een Tarkovski-film me nooit losgelaten. De laatste scène uit zijn laatste film, waarin de kleine jongen die tot dat moment stom lijkt te zijn, met zijn emmer bij die dorre tak gaat liggen en ineens weer kan spreken. Het lijkt zelfs alsof de boom leven vat. De onheilssfeer is voorbij, een nieuwe toekomst gloort aan de horizon. En dat gold in 1986 ook voor Filmcentrum de Mariënburg dat een volgende stap zou zetten op de weg naar volwassenwording, erkenning en succes.

Trailer

Uitgelicht door LUX

Column #13 Het Offer

Openingsfilm vijftig jaar Filmhuis Nijmegen in LUX

Column #12 - Stranger Than Paradise

Go Short komt eraan: koop nu je tickets!

Column #11 - Naughty Boys

Proef de Duurzame Charcuterie Koji Greens