Column #14 Sous le soleil de Satan

50 jaren in 50 films

Sous le soleil de Satan (1987)

Regie: Maurice Pialat

Een buitenbeentje in de Franse wereld, dat was – nog mild uitgedrukt – Maurice Pialat. Hij regisseerde zijn eerste film pas toen hij 40 was, wilde bij geen enkele stroming horen, koos verhalen met onoplosbare dilemma’s en ongemakkelijke personages. En hij schuwde het schandaal niet. Toen zijn Sous le soleil de Satan in 1987 in Cannes de hoofdprijs kreeg, maar door het publiek werd ontvangen op boegeroep en gefluit, antwoorde hij op het podium met een gebalde vuist.

Sous le soleil de Satan is een goed voorbeeld van zo’n ongemakkelijk verhaal. De jonge priester Donissan twijfelt aan zijn geloof en besluit ter compensatie behoeftigen te helpen. Dat doet hij overenthousiast. Zo tracht hij de 16-jarige Mouchette te redden, de minnares van een getrouwd politicus, die een andere minnaar vermoord heeft van wie ze zwanger is. Pialat goot dit verhaal in een woeste vorm waarbij hij vaak spotte met traditionele ‘filmwetten’: breuken in de continuïteit, bruuske sprongen in de tijd, perspectief-verschuivingen. En hij gaf zijn acteurs alle ruimte om te improviseren.

Film is de waarheid 24 keer per seconde

1987

Geschreven door Ted Chiaradia

Op de muur van de grote zaal (die toch maar tachtig stoelen telde) van het Filmcentrum De Mariënburg stond destijds de tekst: ‘Film is de waarheid 24 keer per seconde.’ Deze misschien wel meest beroemde filmquote is – uit Le Petit Soldat, 1963 – uiteraard van Jean-Luc Godard, de belangrijkste representant van de Nouvelle Vague. Maar als er één filmmaker met zijn naturalistische stijl het vastleggen en verbeelden van de waarheid in zijn systeem had, dan was het wel de wat onderschatte Maurice Pialat. Altijd een zwak voor hem gehad, vanaf een van zijn eerste films Passe ton bac d’abord (1979), die ik in de beginjaren van het Filmhuis zag. Over de dromen en de verlangens van een stel eindexamenleerlingen in het uitzichtloze Noord-Franse Lens. Ergens zagen wij als jonge filmhuismedewerkers iets van ons eigen leven terug. Ook wij hadden zo onze dromen in die crisisjaren.

Als anti-intellectuele tegenpool van Godard en zijn Nouvelle Vague-vrienden, wordt Pialat binnen de Franse cinema nog steeds beschouwd als een grootheid. Een klein rijk oeuvre van met name in de jaren 80 bekroonde films als Loulou, À nos amours (met Sandrine Bonaire in de hoofdrol) en Police. Het was zinnelijke, haast fysieke cinema, waarin hij het beste in zijn acteurs naar boven haalde. Een cinéma vérité-achtige stijl, met ruimte voor improvisatie en tegelijk oog voor detail.

Gérard Depardieu – in die tijd de absolute filmgod – vertolkte onder zijn regie misschien wel zijn beste rollen. In maar liefst vijf van zijn speelfilms. En hoewel Pialat een bekende naam in het filmhuizen en festivalcircuit was en het Filmfestival in Rotterdam vanaf het begin al zijn werk heeft vertoond, was hij in 2003 toen hij overleed, bij de meeste cinefielen alweer in de vergetelheid geraakt. In 1987 won hij geheel onverwacht in Cannes de Gouden Palm met Sous le soleil de Satan, een zware en pessimistische vertelling over een jonge priester (Gérard Depardieu) die na een ontmoeting met de duivel de wereld van het Kwaad wil verlossen. Zelf had ik de film op het overwegend teleurstellende festival van dat jaar al niet meer gezien. Op de terugweg, ergens gestrand in het midden van Frankrijk, las ik over zijn overwinning en het schandaal dat deze bekroning meteen veroorzaakte. Boegeroep van de Franse filmelite, hoe kon nu zo’n zwartgallige, het katholieke geloof bekritiserende film de hoofdprijs winnen? Met het geloof valt immers niet te spotten! Dat wisten we al van een paar jaar eerder, toen die andere grote cineast (en Pialats tegenpool) Jean-Luc Godard met zijn schandaalfilm Je vous salue, Marie (1985) op de proppen kwam. Deze controversiële bewerking van het Bijbelverhaal over Maria leverde Godard tal van bedreigingen op.

Dat ik dat jaar in Cannes Sous le soleil de Satan oversloeg, kan ook te maken hebben gehad met het gevoel dat ik had dat werkelijk de hele art cinema toen stijf stond van het thema schuld en boete. Wim Wenders bijvoorbeeld kwam dat jaar met Der Himmel über Berlin over twee engelen die in het Berlijn van voor de val van de Muur liefde en troost komen brengen. Een prachtig vormgegeven ode aan het leven, vol filosofische mijmeringen van Peter Handke, rustgevend voor de gepijnigde mens.

Lijden, schuld en boete, verlossing en de hele religieuze santenkraam zat in die jaren ook wel ergens in het DNA van de filmhuizen. Ik herinner me nog de grote Hubert Bals, de man waar in de beginjaren alles om draaide als directeur van het Filmfestival Rotterdam en belangrijk filmdistributeur, die spontaan eens aan mij en aan een aantal collega’s vroeg: ‘Wat vinden jullie van nu mij?’ ‘Huub, voor mij ben je God!,’ antwoordde een van de aanwezigen meteen. De kerkklokken heb ik toen niet horen klinken, maar het illustreerde wel de verhoudingen in de filmhuiswereld. Die ergens, heel diep, ook een religie vormde, een geloof in de verkondiging van de betere film. De filmwaarheid, dat was de missie.

Werken in het Filmcentrum voelde in zekere zin toen ook als een religie. Het was een cinematografisch genootschap van enthousiaste en zeer gemotiveerde vrijwilligers die er alles aan deden om er het beste van te maken door het vertonen van de mooiste films aan een zo groot mogelijk publiek. En dat laatste lukte, de bezoekersaantallen bleven stijgen, het aantal filmvoorstellingen nam toe en er was inmiddels de noodzakelijke financiële ruimte gevonden voor twee extra betaalde krachten (filmtechniek en coördinatie horeca/ bedrijfsvoering). En er was in die jaren ook wel een wereld om je tegen af te zetten – een vijandbeeld dat wellicht door onszelf enigszins werd aangedikt: de gemeente die ons te weinig financiële erkenning gaf, de bioscopen die ons programmatisch dwarszaten, het Filmcafé aan de Hertogstraat dat brutaal in onze vijver wilde vissen, de Nijmeegse horeca die onze drankvergunning en openingstijden probeerde te blokkeren, en al die grote culturele instellingen die wel op ruime gemeentelijke subsidies konden rekenen. Ik kan het lijstje als een bijbeltekst nog dromen: subsidie per bezoeker Filmcentrum de Mariënburg twee gulden; subsidie per bezoeker Schouwburg dertig gulden; subsidie per bezoeker Filmhuis Arnhem vijf gulden; subsidie per bezoeker Filmhuis Utrecht en Den Haag tien gulden.

De strijd om met zo weinig middelen al ‘dat mooie te vertonen’ versterkte in die periode zeer zeker ook de saamhorigheid van de groep mensen die het filmcentrum runde en hun zendingsdrang. In ons eigen Nijmegen zat missiewerk ons (oud)katholieken sowieso diep in het hart en konden we het geloof in de goede film goed verkopen, maar ook verder het land in. Niet voor niets zwierven later oud-vrijwilligers en medewerkers uit en werden filmconsulent, filmprogrammeur, distributeur, zelfs filmfestivaldirecteur om zo hun bijdrage te leveren aan een beter filmklimaat.

Concreet terugkijkend was het jaar 1987 de periode van geloof, hoop en het zoeken naar verlossing. En naar de waarheid. En die lag voor ons vast in de betere film, onze filmhuisfilm, net als in Le Petit Soldat 24 keer per seconde.

Over de column-reeks 50 films, 50 verhalen

Dat wat nu een van de grootste arthouses van Europa is, kende een halve eeuw geleden als Filmhuis een uiterst bescheiden begin. In de jaren die volgden, nam het Filmhuis snel een hoge vlucht: sterk stijgende bezoekersaantallen, steeds betere technische faciliteiten en een uitgekiende programmering. Van De Lindenberg verhuisde het Filmhuis naar het politiek-cultureel centrum O42, daarna kreeg het een eigen huisvestiging aan de Mariënburg en veranderde de naam in Cinemariënburg en tot slot werd het in 2000 omgedoopt tot LUX. Met de columnreeks ’50 films, 50 verhalen’ blikken we terug op 50 jaar Filmhuis en arthousefilms in Nijmegen. We delen 50 persoonlijke verhalen vol anekdotes over evenzovele films een indruk geven van de programmatische signatuur waar Filmhuis/Cinemariënburg/LUX door de jaren heen voor stonden. Maar tussen de regels door vertellen ze ook veel over wat er de afgelopen halve eeuw in de (film)wereld veranderd is.

Under the Sun of Satan (1987) - Trailer

Uitgelicht door LUX

Column #14 Sous le soleil de Satan

Save the date: Novio Magica 9 juni

Column #13 Het Offer

Openingsfilm vijftig jaar Filmhuis Nijmegen in LUX

Column #12 - Stranger Than Paradise

Go Short komt eraan: koop nu je tickets!