Column #4 - Padre Padrone
50 jaren in 50 films
Padre Padrone (1977)
Paolo en Vittorio Taviani
Een van de beroemdste arthousefilms van de jaren zeventig. In 1977 winnaar in Cannes van zowel de Gouden Palm als de prijs van de kritiek, waarna een internationale triomftocht volgde. En er kwamen nog meer meesterwerken (zoals Kaos) met de voor de makers karakteristieke, unieke mix van realisme en poëzie.
Padre Padrone is de verfilming van de gelijknamige autobiografische roman uit 1975 van Gavino Ledda en brengt een universeel verhaal over de eenzaamheid van de mens en de revolte tegen het vaderlijk gezag. De jonge boerenzoon Gavino wordt door zijn tirannieke vader van school gehaald om schapen te hoeden, en pas na een langdurig eenzaam bestaan in de bergen van Sardinië bevecht hij zijn vrijheid.
De Taviani’s maakten Padre Padrone voor de Italiaanse televisie. Ze namen de film op in 16mm, wat perfect past bij het realistische, bij vlagen documentaire karakter ervan (Ledda treedt zelf ook even op in de film). Maar er zijn ook magisch-realistische elementen die vooruitwijzen naar hun latere films.
De jongen die het met een schaap deed
Geschreven door Ted Chiaradia
Tijdens het filmfestival in Venetië, zocht ik heel wat jaren geleden in het filmpaleis, een vooroorlogs labyrint, naar de ingang van de filmzaal. Door mijn haast nam ik een foute beslissing en koos de verkeerde deur. Zo struikelde ik pardoes het podium op waar juist op dat moment de gebroeders Taviani een publiekspresentatie gaven. Ik moest snel reageren anders was ik bij de oude Paolo op schoot terechtgekomen. Waar in Nederland dit meteen tot een heel ongemakkelijke situatie geleid zou hebben of grote hilariteit zou ontstaan, gebeurde in Italië nagenoeg niets, altijd en overal commedia dell’arte of Cinema Buffo, zoals de Italianen het zelf over hun oudste festival zeggen. Wat dit nu met mijn stukjes over 50 jaar Filmhuis te maken heeft weet ik eigenlijk ook niet, maar het is wel zo dat in 1977 Filmhuis Nijmegen in een keer het podium van de grotere filmhuizen bestormde met zijn nieuwe huisvesting in Politiek Centrum O42. Lange vergaderingen en discussies gingen eraan vooraf. Vanuit historisch perspectief zou later blijken of het filmhuis toen wellicht ook niet beter een andere deur had moeten nemen.
In de eerste week van april ging het allemaal los met een feestprogramma: de Franse filmklassieker La regle du jeu, de Duitse film Lina Braake, maar ook Im Lauf der Zeit. Geen filmmaker voelde de tijdgeest van de jaren ’70 zo goed aan als Wim Wenders met zijn roadmovie, gedraaid in oogstrelende zwart-wit en met een scheurende soundtrack. Het was voor langere tijd een succesnummer, toch was de première al ruim een jaar eerder op filmfestival Rotterdam. Daarom mag je achteraf gerust constateren dat het programma destijds voor een spetterende opening mager en weinig verrassend overkwam.
Feit is wel dat het betere pand een eerste grote stap voorwaarts was; het huisvestte een zaal met 180 stoelen, die vier keer in de week gebruikt werd, kantoorruimte en er kwamen betere eigen technische faciliteiten. Door een structurele subsidie, slechts 27.5 mille, kwam een coördinator als vaste medewerker in dienst; een technisch organisatorische kracht. Het echte beleid bleef volgens de progressieve gedachte van toen in handen van de werkgroep vrijwilligers.
Het filmhuis liep in die eerste jaren dan ook beslist niet voorop. In Arnhem was het bijvoorbeeld al beter georganiseerd en programmatisch ook allemaal net een tikkeltje brutaler. Daar werkte een coördinator die beslissingen mocht nemen terwijl Nijmegen nog jaren worstelde met zijn vergadercultuur van vrijwilligers die allemaal hun stempel op programmering en beleid mochten drukken. Maanden moest het filmhuis wachten op bepaalde succesfilms, terwijl de films voor Arnhem met zijn betere en persoonlijke relatie met filmverhuurders direct beschikbaar waren.
Zo ook met de belangrijkste film van dat jaar Padre Padrone van Paolo en Vittorio Taviani, de grote winnaar van het Filmfestival Cannes 1977. Ik zag de film destijds in de bovenzaal aan het Willemsplein in Arnhem, een accommodatie die beslist minder was dan die van O42. Maar ja: ‘It’s the program, stupid!’
Dat de film zo’n groot succes was, had meerdere redenen. En toch ook of vooral door the rumour, the buzz, in de film kon je zien dat ‘een jongen het met een schaap deed’. En juist die scene kan ik me totaal niet herinneren. Wat beklijft is de neorealistische filmstijl die de schrijnende armoede benadrukt, het oogstrelende camerawerk van het woeste en verlaten Sardijnse landschap en een verontrustend gevoel. De film is een drama over de onderdrukking van een jong kind door zijn tirannieke vader. Uiteindelijk weet de kleine Gavino zich uit het beklemmende isolement vol armoede te bevrijden om uiteindelijk te emanciperen tot schrijver en autobiograaf van zijn eigen Padre Padrone, de opvoeding van een herderszoon. De overwinning van de opstandeling, hoe klein ook.
Voor de twee onafscheidelijke broers Taviani volgde in de jaren na het grote succes van Padro Padrone nog een lange carrière met sociaal bewogen cinema, rurale thema’s en sympathie voor de onderdrukten. En liefde voor het werk van Luigi Pirandello, wat romans, korte verhalen en toneelstukken omvat. Het eindigde abrupt in 2018 met de dood van Vittorio. Paolo maakte op 90-jarige leeftijd met Leonora Addio nog een prachtig cinematografisch requiem voor zijn broer.
In dezelfde jaren na Padre Padrone ontwikkelden de filmhuizen en cineclubs met hun politieke oorsprong zich langzaam tot grote arthouses met een meer bedrijfsmatige koers ten koste van de passie voor echte cinema. Voor de gebroeders Taviani leek toen geen plaats meer, geen enkel filmtheater had nog interesse in Leonora Addio.
En Sardinië? Ook dat werd uiteindelijk verlost uit zijn isolement. Het eiland moderniseerde rap door de toeristenindustrie. De ongerepte natuur, het ruwe lege land, er is nauwelijks nog iets van over. Wat rest zijn de herinneringen aan de geuren en de smaken van het verleden. Soms, heel soms als ik Sardijnse pecorino proef, maar dan alleen van de allerbeste kwaliteit, dan proef ik daarin het gras van de hooglanden. Altijd denk ik dan even aan die kleine jongen, die herdersjongen, uit Padre Padrone. En of hij het in de film nu met een schaap deed, ik weet het niet. Het interesseert me ook niet.
Over de column-reeks 50 films, 50 verhalen
Dat wat nu een van de grootste arthouses van Europa is, kende een halve eeuw geleden als Filmhuis een uiterst bescheiden begin. In de jaren die volgden, nam het Filmhuis snel een hoge vlucht: sterk stijgende bezoekersaantallen, steeds betere technische faciliteiten en een uitgekiende programmering. Van De Lindenberg verhuisde het Filmhuis naar het politiek-cultureel centrum O42, daarna kreeg het een eigen huisvestiging aan de Mariënburg en veranderde de naam in Cinemariënburg en tot slot werd het in 2000 omgedoopt tot LUX. Met de columnreeks ’50 films, 50 verhalen’ blikken we terug op 50 jaar Filmhuis en arthousefilms in Nijmegen. We delen 50 persoonlijke verhalen vol anekdotes over evenzovele films een indruk geven van de programmatische signatuur waar Filmhuis/Cinemariënburg/LUX door de jaren heen voor stonden. Maar tussen de regels door vertellen ze ook veel over wat er de afgelopen halve eeuw in de (film)wereld veranderd is.