Een leven lang reizen
50 jaren in 50 films
Les petites fugues (1979)
Yves Yersin
In de jaren zeventig kwam de Zwitserse film sterk op. Met regisseurs als Alain Tanner en Claude Goretta. Bij hen voegde zich documentairemaker Yves Yersin, die met zijn eerste en enige speelfilm Les petites fugues meteen in de roos schoot. Bij de Nederlandse première waren álle recensenten zeer enthousiast – en dat was bijzonder.
Veel van de Zwitserse films uit die periode zijn maatschappijkritisch, ze gaan vaak over de tegenstelling tussen stad en platteland en het verlangen om te ontsnappen aan de dagelijkse sleur. De komedie Les petites fugues behandelt die thema’s op milde wijze. De titel betekent zoveel als ‘kleine uitstapjes’ – en die maakt hoofdpersoon Pipe (een geweldige rol van de Franse acteur Michel Robin) veelvuldig. Hij werkt al tientallen jaren als boerenknecht, krijgt te eten en te drinken en mag zelfs op wat genegenheid rekenen van het gezin waarvoor hij werkt. Maar dan koopt hij een brommertje en ontdekt een leven voorbij de grenzen van het Zwitserse boerengehucht. Je zou Les petites fugues kunnen opvatten al een symbolische reis naar een toekomst waarin iedereen vrij is.
Een leven lang reizen
Geschreven door Ted Chiaradia
Begin 1980 telde de werkgroep van het Filmhuis wel meer dan 20 vrijwilligers, waarvan met name de jonge enthousiaste garde zich steeds meer liet gelden. Aan het einde van het jaar daarvoor bleek dat al toen tijdens het eerste lustrum kritiek kwam op de programmering. Nijmegen liep achter op programmeringsgebied doordat we steeds langer moesten wachten op de actuele films en bij premières steevast werden gepasseerd. Actie was geboden. Om ook Nederlandse premières binnen te halen werd Hubert Bals, de directeur van het Film International festival in Rotterdam (zoals het toen nog heette) uitgenodigd.
Bals was tegelijktijdig directeur van het festival en de belangrijkste filmdistributeur voor de filmhuizen en als zodanig de Godfather van het alternatieve filmcircuit. Het gesprek had tot positief gevolg dat er werd afgesproken dat Nijmegen per jaar vijf premières zou krijgen op voorwaarde dat deze minimaal twee weken vertoond zouden worden. Dat was voor een filmhuis dat altijd uit principe de films slechts één weekend wilde vertonen een grote omslag.
De medewerkers die destijds de bespreking met Bals deden hadden echter meteen een goed gevoel. Een van hen (ik was er zelf niet bij) schijnt zelfs een publieksenquête getoond te hebben. Hieruit bleek dat meer dan 95% van de O42-bezoekers uiterst links georiënteerd was. Geen PvdA, maar alleen CPN, PSP en PPR. Daarna heb ik een tijd lang moeten aanhoren: ‘Dat Filmhuis Nijmegen is in een communistenhol gehuisvest’.
De twee belangrijkste films van het jaar 1980 waren toch wel het Poolse Amator, een van de eerste films van de later beroemd geworden filmauteur Krzysztof Kieslowski en het Zwitserse Les petites fugues. Beide films appelleerden aan een zeker sentiment wat bij de filmliefhebber van toen sterk aanwezig was. De eerste is een intrigerend portret van een amateurfilmer die steeds meer in de ban raakt van de echte cinema en uiteindelijk aan waarheidsvinding wil doen. Iets wat in het toen communistische Polen niet goed kon aflopen. Maar zeker een inspiratie voor veel filmkijkers van toen. Wie wilde niet zo’n filmmaker zijn? Met de camera de straat op om actie vastteleggen.
De andere film Les petites fugues is een innemende tragikomedie over de oude boerenknecht Pipe die met zijn eerste pensioenuitkering een bromfiets aanschaft en daarmee de wereld lijkt te ontdekken. Vaak heb ik mijn hoofd erover gebogen waarom deze ogenschijnlijk simpele komedie zo’n succes werd. Was het de humor? Of was het de scherpe observatie van het dagelijkse leven op het platteland (Knap gedaan door de van huis uit documentaire filmer Yves Yersin)? Herkenden wij ons allemaal in Pipe, de wat simpele ziel die zijn horizon ineens lijkt te kunnen verbreden? Riep dit bij ons allemaal ook niet de behoefte op om uit te vliegen en uit ons benauwde keurslijf te breken? In een tijd waarin goedkoop vliegen nog niet bestond, maar we wel met On The Road van Jack Kerouac in de achterzak wegdroomden van een vrij leven als traveller in onze eigen road movie.
Ook realiseer ik me dat met Les petites fugues, heel voorzichtig en onbewust, het vraag-gestuurde programmeren is binnengeslopen. Films gewoon vertonen om het publiek te vermaken; films draaien omdat de bezoeker erom vraagt. Terwijl wij daarvoor juist die films lieten zien die wij als programmeurs belangrijk achtten. In ieder geval werd Les petites fugues een groot succes en was het de eerste film die twee weekenden achtereen werd vertoond. Mede daardoor ontstond langzaam het besef dat Nijmegen een veel groter potentieel aan filmhuisbezoekers had. De behoefte aan meer vertoningsruimte, aan een eigen filmzaal of zelfs aan een eigen zelfstandige huisvesting gloorde aan de horizon.
Wat mijn rol was in dit geheel? Dat jaar bezocht ik voor het eerst het voor mij belangrijkste festival Filmfestival International in Rotterdam, en zag daar het mysterieuze meesterwerk Stalker van Andrej Tarkovski. Gedurende die cinematografische ervaring viel ik in slaap; bij het bereiken van ‘De Zone’ in die filmreis ontwaakte ik weer. Alleen daarom al een van mijn meest memorabele en hallucinerende filmherinneringen.
Van de te gast zijnde Italiaanse meester Michelangelo Antonioni, een van mijn allergrootste helden, bekend van werken als L’Aventura, La notte en Blow Up, draaide een retrospectief. Bij een publieksdiscussie zat ik vooraan, klaar om vragen af te vuren, maar omdat de gespreksleider zo onder de indruk was van de filmmeester was hij voornamelijk zelf aan het woord en kwam ik geheel niet aan bod. ‘Geen tijd voor vragen meer’.
Een dag later kreeg ik wel een kans bij de Hongaarse auteur Miklos Jancso, ook beslist niet de minste –De hopelozen, 1966 en De rode psalm, 1972-. Aan wat mijn vraag was heb ik geen actieve herinnering, maar het antwoord staat in mijn geheugen gegriefd: ‘Als U iets wist van de Hongaarse geschiedenis zou U deze vraag niet stellen.’
Dacht ik door mijn bezoek aan hét Filmfestival te zijn gestegen in de pikorde van Filmhuis Nijmegen, door het antwoord van de Hongaarse cineast was me duidelijk: In werkelijkheid was ik nog maar die kleine jongen. Vanaf dat moment dacht ik nog maar aan een ding, je horizon verbreden door reizen, een leven lang reizen, ook al is het alleen maar in de cinema.